Je ligt op bed met een zuurstofmasker op. Je haalt heel snel – veel te snel – adem. Je moet grote moeite doen om wat lucht binnen te krijgen. Je kijkt me met grote ogen aan, maar je kunt niet praten. Je bent zo oncomfortabel dat de verpleegkundige met de arts aan het bellen is voor meer medicatie.
Je bent stervende, en dat weet je. Je hebt geen tijd om aan het idee te wennen dat je het leven los moet laten. Het leven gaat jou loslaten, binnen enkele uren. Of je eraan toe bent of niet. En je bent helemaal alleen, want je bent weduwe en je kinderen durven niet te komen. Uit angst voor besmetting. Zo schrijnend. Geen mens zou alleen moeten sterven, ook al is sterven in wezen een eenzaam proces.
‘Ik besef dat ik nooit het gat kan opvullen van de naasten die er niet zijn’
Wat gaat er door je heen? Angst? Paniek? Verdriet? Teleurstelling? Waarschijnlijk heb je amper de energie om ook maar iets te denken en te voelen, in je doodstrijd.
Menselijker
Ik ben geroepen om je te ondersteunen, maar ik voel me machteloos. Omdat ik besef dat ik nooit het gat kan opvullen van de naasten die er niet zijn. En omdat ik besef dat verlichting eigenlijk alleen maar te verwachten is van de verpleegkundige, die ondertussen bezig is om de morfinepomp gereed te maken. Ik besluit me te focussen op wat ik wél kan doen: zeggen dat ik bij je ben. Mijn hand geven, waarnaar je grijpt, al zal het raar aanvoelen omdat ik handschoenen draag. Af en toe iets zeggen, hopende dat er iets kalms uitgaat van mijn stem. Het maakt me wellicht ook iets menselijker, aangezien ik volledig ingepakt naast je zit.
Dan realiseer ik me ineens dat ik je voornaam niet weet. Ik vraag het de verpleegkundige, maar zij zorgt nog niet zo lang voor je en moet het antwoord schuldig blijven. Tegen beter weten in, vraag ik je hoe je heet. Je kunt het niet meer zeggen. Je achternaam is wel bekend, maar het voelt zo onpersoonlijk om je daarmee aan te spreken. De bekende dichtregel van Neeltje Maria Min schiet me te binnen: ‘Voor wie ik liefheb wil ik heten’. Dit gedicht verwoord treffend hoe belangrijk het is dat je bij je naam genoemd wordt. Het geeft aan dat je gekend wordt. Het doet me pijn dat ik je die erkenning niet kan geven, juist nu.
Eenzame dood
Ik neem afscheid van je als de verpleegkundige de morfinepomp aansluit en bij je gaat zitten. Ik wens je heel veel kracht toe. Een paar uur later kom ik bij je kijken en zie ik dat je niet meer bij kennis bent. Weer een paar uur later overlijd je. Alleen. De verpleegkundige, die ook voor anderen moet zorgen, treft je dood aan. Met een droevig gevoel ga ik naar huis. En neem me voor om over jou te schrijven en het te delen met de wereld. Alsof daardoor je eenzame dood, wat minder eenzaam wordt.
Lees ook: Hoe kun je leven met angst? Deze ervaringsdeskundigen geven tips

Marieke Schoenmakers is geestelijk verzorger bij Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ). Hiervoor heeft ze vijf jaar in de ouderenzorg gewerkt. In haar blogs deelt ze informatie en ervaringen over wat ze meemaakt. Dat kun je hier lezen.