Na het (slechtnieuws)gesprek waarin Judith Mulder* te horen kreeg dat ze uitgezaaide borstkanker heeft en niet meer beter wordt, kwam ze er alleen voor te staan. Judith: “Ik had heel graag een vast aanspreekpunt gehad. Dat heb ik heel erg gemist.”
Judith Mulder krijgt in 1999 op 33-jarige leeftijd borstkanker. Ze wordt behandeld en leeft verder. Dertien jaar later worden er echter uitzaaiingen ontdekt in haar longen en krijgt ze te horen dat ze niet meer beter wordt. “Ik kwam bij een longarts terecht, iemand die ik niet kende”, vertelt Judith. “Die man had een zeer vreemde manier van zich uitdrukken. ‘Ik heb goed nieuws’, zei hij, ‘het is geen longkanker.’ Maar het was dus wel uitgezaaide borstkanker.”
Weinig subtiel
Daarna werd Judith overgedragen aan een oncoloog die ze ook nog nooit had gezien. “Zij moest mij officieel het slechte nieuws brengen. Dat deed ze heel zakelijk en weinig subtiel. Maar wat mij het meest shockeerde, was dat ze het recept voor een kankerremmende behandeling al voor zich op tafel had liggen. Ze schoof het zo naar me toe, zonder uit te leggen wat mijn mogelijkheden waren, zonder overleg. Of we een vervolgafspraak konden maken voor over twee weken. ‘Ik wil hier nog wel even goed over nadenken’, zei ik. ‘En daar heb ik wel langer voor nodig dan twee weken.’ In tien minuten stond ik weer buiten.”
Zelf uitzoeken
Daar was niemand om Judith op te vangen: ze moest het zelf maar uitzoeken. “Als je hoort dat je niet meer beter wordt, dan heb je behoefte aan praktische en emotionele steun”, zegt Judith. “Ik heb dat heel erg gemist. Voor mij was alles volkomen onbekend. Ik had heel graag een vast aanspreekpunt gehad in de persoon van een oncologisch verpleegkundige. Die had mij bijvoorbeeld kunnen informeren over de verschillende behandelingen en de mogelijkheid voor psychische hulp voor mij en mijn naasten. Die praktische en emotionele steun ontbraken volledig.”
‘In tien minuten stond ik weer buiten’
Psycholoog
Judith besluit om naar een ander ziekenhuis te gaan dat gespecialiseerd is in de behandeling van kankerpatiënten. Daar heerst een heel andere sfeer en is de bejegening door alle medewerkers, van specialist tot schoonmaker, veel beter. Maar ook daar maakte ze dingen mee die beter kunnen. “Ik was daar al twee jaar patiënt toen ik er toevallig achter kwam dat er ook een psycholoog in het ziekenhuis rondloopt waar ik gebruik van had kunnen maken”, vertelt ze. “Maar ik had inmiddels zelf al een psycholoog gevonden, en mijn man en kind ook.”
Goed luisteren
Specialisten zouden zich beter moeten verdiepen in de persoon die voor hen zit, vindt Judith. “Dat kan al in het eerste gesprek. Wat is de gezinssituatie van deze persoon? Werkt diegene nog? En vooral goed luisteren naar wat de patiënt zegt. Niet te snel inzetten op de medische route, maar kijken naar wat voor de patiënt belangrijk is voor diens kwaliteit van leven. Ik denk dat dat heel veel scheelt, en helemaal niet zoveel extra tijd kost. Het zou ook helemaal geen gek idee zijn om ook voor specialisten een kaartje te maken met waar ze aan moeten denken bij het voeren van een slechtnieuwsgesprek. Het gaat om de insteek van het gesprek, dat je gelijk vertrouwen geeft aan de patiënt.”
Verder lezen?
Zonder handleiding in de wachtkamer is een blog in boekvorm, waarin Judith schrijft hoe ze (be)leeft met beperkte tijd.