Ik neem me voor om rustig op te starten vandaag, maar voordat ik mijn kantoor heb bereikt, gaat de telefoon al: “Kun je onmiddellijk komen?” vraagt de verpleegkundige aan mij.
Het verzoek komt van de afdeling van een collega die op vakantie is. De mevrouw om wie het gaat ken ik helemaal niet, dus informeer ik eerst bij de verpleegkundige naar de situatie. Ze vertelt dat mevrouw drie weken geleden is opgenomen. Vandaag gaat ze ineens hard achteruit. Haar echtgenoot is zojuist aangekomen. “Maar die we hebben we hier nog niet gezien. Kennelijk kan hij het niet aan. Haar familie is daar – begrijpelijk – boos over.”
Het geschreeuw is buiten de kamer al te horen: “GA WEG JIJ, NOU HOEF JE OOK NIET MEER TE KOMEN.” Ik open de deur en stap naar binnen. Niemand die het merkt. Ze zijn te druk met ruzie maken. Ik kan mijn ogen niet geloven. De broers en zussen staan dreigend tegenover de echtgenoot, als ik niet snel ingrijp vallen er klappen. Ik moet dit zien te stoppen. Mevrouw is weliswaar niet meer aanspreekbaar, maar ik ga er altijd van uit dat mensen op hun sterfbed nog meekrijgen wat er om hen heen gebeurt.
Help, denk ik heel even, maar echt tijd om na te denken is er niet. Ik moet handelen, maar hoe? Plots schiet me het advies van de senior geestelijk verzorger te binnen, naar aanleiding van een sterfgeval waarbij er ook strubbelingen waren in de familie: “Focus je vooral op de patiënt en blijf boven de partijen staan.”
‘Het geschreeuw is buiten al te horen’
Ik verhef mijn stem en vraag of iedereen rond het bed van mevrouw komt staan. Terwijl ik naar haar wijs zeg ik: “Uw vrouw en zus is stervende. Ze verdient een waardig heengaan. Ruzie maken past hier niet bij. Ik wil u vragen om de rust te bewaren hier in de kamer.” Tot mijn opluchting komen mijn woorden binnen. De broers en zussen besluiten de kamer te verlaten en ik ga met ze mee. In een andere ruimte geef ik ze koffie en luister naar hun pijn, woede en verdriet. Als ze enigszins gekalmeerd zijn, ga ik naar de echtgenoot en laat hem zijn verhaal doen. Als ook hij wat lucht heeft gekregen, neem ik afscheid. Ik geef aan dat ik later op de dag weer terugkom.
Met knikkende knieën en een hart dat bonst in mijn keel loop ik de afdeling af. Nu komt bij mij de spanning eruit. Ik ben dankbaar dat de ruzie is gesust, het had ook heel anders kunnen aflopen. Nog voordat ik terug ben op mijn werkplek, word ik weer gebeld. De familie wil toch nog graag een ritueel.
Tot mijn verrassing staan ze allemaal om mevrouw heen, zowel haar man als haar broers en zussen. Samen nemen we afscheid van haar. We bedanken haar voor wie ze was, en vragen om een goede reis naar ‘het licht’. Ik vraag ook om sterkte voor alle mensen die van haar houden. Het ritueel doet zijn werk. De spanning neemt af en er ontstaat zowaar weer wat meer verbinding. Als ik ’s middags weer ga kijken, heeft mevrouw net haar laatste adem uitgeblazen in het bijzijn van haar echtgenoot. Ik condoleer hem en blijf een poosje bij hem tot de arts komt schouwen.
Met een dubbel gevoel ga ik ’s avonds naar huis. Blij dat ik iets heb kunnen betekenen in deze situatie, verdrietig omdat mevrouw dit nog moest meemaken. Helaas komt het vaker voor dat conflicten juist rond een overlijden opspelen, omdat mensen dan toch al meer gespannen zijn. Soms zijn er familieleden – met wie het contact om wat voor reden dan ook verbroken is – die elkaar aan het bed voor het eerst sinds lange tijd weer treffen. Als zorgprofessional kun je niet iets oplossen wat (dikwijls) al jaren aan de gang is, maar het is wel je taak om ervoor te zorgen dat de patiënt er zo min mogelijk last van heeft.

Marieke Schoenmakers is geestelijk verzorger bij Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (ETZ). Hiervoor heeft ze vijf jaar in de ouderenzorg gewerkt. In haar blogs deelt ze informatie en ervaringen over wat ze meemaakt. Dat kun je hier lezen.